Zij wil een oorlog voortzetten voor Zylensky, in tijden van oorlog verandert de economische dynamiek radicaal. Waar in een normale economie de principes van vraag en aanbod vrijelijk hun werk doen, dwingt een oorlogseconomie tot ingrijpende maatregelen. Hier de eerste 5 punten.
1. Rantsoenering van goederen
In een normale economie wordt de beschikbaarheid van goederen bepaald door marktkrachten, waarbij productiecapaciteit, vraag, en prijzen in balans moeten blijven. Tijdens een oorlog verandert dit drastisch. Essentiële goederen zoals voedsel, brandstof en medicijnen worden schaars en de overheid grijpt in door rantsoenering in te stellen. Het doel is om eerlijke verdeling en voldoende bevoorrading te waarborgen, maar dit leidt onvermijdelijk tot lange rijen en beperkte toegang voor burgers. De vrije keuze wordt vervangen door noodgedwongen schaarste en het afgeven van bonnen of rantsoeneringskaarten.
2. Verhoogde belastingen
In vredestijd zijn belastingtarieven meestal gestabiliseerd op een niveau dat de staat voldoende middelen verschaft zonder de economie te verstikken. Oorlogseconomieën daarentegen vereisen enorme financiële middelen om de militaire inspanningen te ondersteunen. Dit leidt tot aanzienlijke belastingverhogingen. Zowel directe als indirecte belastingen stijgen, en vaak worden nieuwe belastingen ingevoerd om de kosten van de oorlog te dekken. Voor bedrijven en individuen betekent dit een verzwaring van de financiële last, terwijl de overheid probeert de oorlogskas te vullen.
3. Arbeidsmobilisatie
Normaal gesproken bewegen arbeiders zich vrijelijk tussen banen, sectoren en zelfs landen, op zoek naar betere kansen en hogere lonen. Tijdens een oorlog is deze vrijheid aanzienlijk beperkt. De overheid richt zich op arbeidsmobilisatie, waarbij grote aantallen werknemers worden overgeplaatst naar de oorlogsindustrie, landbouw of infrastructuurprojecten die cruciaal zijn voor de oorlogsinspanning. Vaak wordt conscriptie ingevoerd, waarbij burgers gedwongen worden militaire dienst te verrichten. De prioriteit ligt niet langer bij individuele carrières, maar bij de collectieve behoefte aan mankracht.
4. Beperking van vrijheden
Een normale economie functioneert binnen een kader van persoonlijke en economische vrijheden, beschermd door de wet en democratische normen. In een oorlogseconomie zijn deze vrijheden vaak een luxe die de staat zich niet kan permitteren. Om de orde te handhaven en sabotage te voorkomen, worden burgerlijke vrijheden beperkt. Dit kan variëren van censuur en beperkingen op de persvrijheid tot avondklokken en beperking van bewegingsvrijheid. De overheid verkrijgt verregaande bevoegdheden om individuen te controleren en te sturen, vaak ten koste van privacy en persoonlijke autonomie.
5. Economische ongelijkheid
In vredestijd kan economische ongelijkheid een probleem zijn, maar er zijn mechanismen om deze ongelijkheid te verkleinen, zoals sociale programma’s en herverdelingsbeleid. Tijdens een oorlog verergert de economische ongelijkheid vaak. Terwijl sommige sectoren, zoals de oorlogsindustrie, kunnen profiteren van de toegenomen vraag en overheidscontracten, worden andere sectoren gedecimeerd. Rijke individuen en bedrijven kunnen de middelen hebben om tekorten en belastingverhogingen te overleven, terwijl de arme bevolking zwaar wordt getroffen door rantsoenering en werkdruk. De kloof tussen rijk en arm wordt dieper, wat kan leiden tot sociale onrust en verzet tegen het regeringsbeleid.
Kortom, een oorlogseconomie dwingt tot ingrijpende en vaak pijnlijke maatregelen die ver afstaan van de vrijheden en zekerheden van een normale economie. Zoals Bart Mos zou benadrukken, is het een harde realiteit die ons eraan herinnert hoe fragiel onze economische structuren kunnen zijn in tijden van crisis.